7 Belasting 2024-2025 op de tweede verblijven. - GOEDGEKEURD

 

 

Beslissing

 

 

Feiten en motivering

Het besluit van de gemeenteraad van 25 november 2019 houdende goedkeuring van de belasting 2020-2025 op de tweede verblijven.

 

Het is wenselijk om een bijdrage te vragen in de financiering van de gemeentelijke uitgaven lastens de eigenaars van woon- en verblijfsgelegenheden die gebruikt worden zonder dat iemand daar zijn hoofdverblijfplaats heeft, dat wil zeggen waarvoor een inschrijving in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister van de gemeente ontbreekt.

 

Het ontbreken van een inschrijving in het bevolkingsregister brengt ook minderontvangsten mee voor de gemeente op het vlak van aanvullende personenbelasting.

 

De controle en detectie van leegstaande panden en tweede verblijven zijn aan elkaar gekoppeld. Zowel de belasting op leegstand als de belasting op tweede verblijven gelden als stimulans om de woongelegenheden op het gemeentelijk grondgebied effectief als hoofdverblijfplaats aan te wenden en op die manier het residentieel wonen te beschermen en de sociale cohesie te versterken, die in het gedrang komt wanneer woongelegenheden niet of alleen occasioneel gebruikt worden.

 

De expliciete aanbeveling van de Vlaamse Overheid om het tarief van tweede verblijven gelijk te

schakelen met het aanvangstarief van de leegstaande woningen.

 

Het al dan niet gelegen zijn in een gebied voor verblijfsrecreatie (weekendzone) een verantwoord en objectief vast te stellen criterium vormt.

 

In opvolging van recente Cassatiearresten dient het reglement voorzien te worden van een uiterste

aangiftedatum. De ambtshalve- en de geschillenprocedure worden ruimer en conform het fiscale

decreet omschreven.

 

De financiële toestand van de gemeente vergt de invoering van alle rendabele belastingen. Het is aangewezen voormeld besluit voor de aanslagjaren 2024-2025 te wijzigen.

 

Juridisch kader

Het decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van gemeentebelastingen;

Het decreet van 22 december 2017 en latere wijzigingen over het Lokaal Bestuur.

De fiscale Vlaamse omzendbrief KB/ABB 2019/2 van 15 februari 2019.

 

Financiële gevolgen

De ontvangsten worden geraamd op 195.000 euro.

 

BESLUIT eenparig:

 

Art.1.- Voor de aanslagjaren 2024 tot en met 2025 wordt een gemeentebelasting gevestigd op de tweede verblijven.

 

Art.2.- Definities

 

Als tweede verblijf wordt beschouwd: elke private woon- of verblijfsgelegenheid die voor de eigenaar, de huurder of de gebruiker niet tot hoofdverblijf dient, maar op elk ogenblik door hen voor bewoning kan worden gebruikt.

 

Er is alleen sprake van een tweede verblijf wanneer het om een bruikbare woongelegenheid gaat, wat onder meer inhoudt:

        de aanwezigheid van een minimale infrastructuur: bruikbare keuken, was- en slaapgelegenheid

        de aanwezigheid van een minimale bemeubeling

 

Worden niet als tweede verblijf beschouwd:

        lokalen uitsluitend bestemd voor het beoefenen van een beroepsactiviteit;

        tenten, verplaatsbare caravans, woonaanhangwagens, motorhomes;

        studentenhuizen en -kamers

 

Art.3.- Belastingplichtige

 

De belasting is verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon die op 1 januari van het aanslagjaar eigenaar is van het tweede verblijf.

 

Zijn belastingplicht geldt ook wanneer het tweede verblijf verhuurd wordt of door een derde feitelijk gebruikt wordt.

 

Zijn belastingplicht geldt ongeacht het feit of hij al dan niet is ingeschreven in de bevolkingsregisters van de gemeente.

 

In geval van vruchtgebruik, recht van opstal of recht van erfpacht is de belasting verschuldigd door de vruchtgebruiker, de opstalhouder of erfpachthouder.

 

In geval van medeëigendom is iedere niet-vrijgestelde medeëigenaar belastingplichtige in verhouding tot zijn aandeel in het tweede verblijf. Elke niet vrijgestelde medeëigenaar is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting.

 

Art.4.- Tarief

 

De belasting wordt vastgesteld als volgt:

 

500 euro per tweede verblijf gelegen in een gebied voor verblijfsrecreatie (weekendzone)

1.500 euro per tweede verblijf niet gelegen in een gebied voor verblijfsrecreatie (weekendzone)

 

Art.5.- Aangifte

 

§ 1. Elke belastingplichtige moet jaarlijks uiterlijk op 31 maart van het aanslagjaar voor elk tweede verblijf een aangifte indienen op een aangifteformulier dat het gemeentebestuur ter beschikking stelt. Het aangifteformulier kan op eenvoudig verzoek bekomen worden of er kan een digitale aangifte via de website www.brasschaat.be, e-loket ingevuld worden. De correct ingevulde aangifte moet binnen de hiervoor gestelde termijn toekomen bij het gemeentebestuur.

 

§ 2. De gemeente kan een voorstel van aangifte bezorgen. Het voorstel van aangifte moet verder worden aangevuld en binnen de gestelde termijn in §1 terug bezorgd worden.

 

Als er onjuistheden of onvolledigheden zijn vermeld of indien de voorgedrukte gegevens niet overeenstemmen met de belastbare toestand op 1 januari van het aanslagjaar, moet de belastingplichtige het voorstel van aangifte binnen de gestelde termijn in § 1 indienen bij het gemeentebestuur, met een duidelijke en volledige vermelding en opgave op het voorstel van aangifte van de correcte gegevens en/of alle verbeteringen en aanvullingen. Het is de belastingplichtige die moet bewijzen dat het voorstel van aangifte tijdig heeft ingediend. Het aangevulde en/of verbeterde formulier geldt als aangifte.

 

Art.6.- Procedure van ambtshalve vaststelling en bijhorende belastingverhoging.

 

Bij gebrek aan aangifte binnen de in artikel 5 gestelde datum, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, kan de belastingplichtige ambtshalve worden opgenomen in het kohier, overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen.

 

Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve belasting, betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruikte maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd, evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.

 

De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de derde werkdag die volgt op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk bij het college van burgemeester en schepenen in te dienen.

 

De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd als volgt:

• 10% bij een eerste overtreding;

• 40%, 70% en 100% bij respectievelijk een tweede, derde en vierde opeenvolgende overtreding;

• 200% vanaf een vijfde opeenvolgende overtreding.

 

Het bedrag van deze belastingverhoging wordt gelijktijdig en samen met de ambtshalve belasting ingekohierd.

 

Art.7.- Wijze van inning

 

De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.

De belasting moet betaald worden binnen 2 maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

 

Art.8.- Bezwaarprocedure

 

§ 1 De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd.

 

De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.

 

Het bezwaar kan met de nodige bewijsstukken via één van de volgende kanalen worden ingediend:

- e-mail: debiteuren@brasschaat.be;

- post: College van burgemeester en schepenen, t.a.v. dienst financiën, Verhoevenlei 11, 2930 Brasschaat.

 

§ 2 Het beroepschrift wordt behandeld in overeenstemming met het Decreet van 30 mei 2008, en latere wijzigingen betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van gemeentebelastingen.

 

Art.9.- Procedure

De vestiging en invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het gelijknamige decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen.

 

Art.10.- Bekendmaking

Onderhavig reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig de artikelen 285, 286 en 287 van het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017.

 

De bekendmaking van dit reglement wordt aan de toezichthoudende overheid ter kennis gebracht overeenkomstig artikel 330 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017.

 

Art.11.-

Het gemeenteraadsbesluit van 25 november 2019 houdende goedkeuring van de belasting 2020-2025 op de tweede verblijven wordt opgeheven vanaf de inwerkingtreding van onderhavig besluit.